Translate This Page

De Oostvaardersplassen als experiment voor ecologisch onderzoek en #Rewilding



In de loop van de tijd van de ontwikkeling van de OVP is het idee gekomen om het gebied en z'n inwoners te gebruiken als onderzoeksprojekt om te zien wat er op den lange duur gebeurt in de ecologische processen. In zekere zin is men het OVP gebied gaan beschouwen als openlucht laboratorium met als belangrijkste instake het feit dat het om een artificieel stuk gebied gaat dat volledig onder de invloed van menselijke handelingen kan worden aangepast, bv waterpeil kan kunstmatig worden verhoogd of verlaagd, bepaalde gebieden kunnen volledig worden afgesloten voor het publiek etc. De resultaten wilde men gebruiken voor het geven van handvaten voor beheer van andere (toekomstige) rewilding projekten. Het ging er dus niet persé om om bepaalde diersoorten te willen beschermen maar meer dat habitats en  natuurgebieden zich over de tijd en spontaan zouden kunnen ontwikkelen voor diersoorten in het algemeen.

Om redenen die in een voorgaand artikel al zijn uitgelegd zijn de grazers er op een bepaald moment gekomen.  Omdat de originele aurochs 
en tarpan, zogenaamd in vroegere tijden levend in dit gebied,  zijn uitgestorven
 hebben de onderzoekers gekozen voor 
 'teruggefokte' dieren die winterhard zijn 
en esthetisch lijken op de oorspronkelijke oude rassen. 
In 1983 werden 32 Heckrunderen uitgezet in de OVP, in 1984 20 konikpaarden en daarna nog eens 44 edelherten. Dit alles blijkt in eerste instantie zonder toestemming gebeurd te zijn. Maar de overheid heeft een oogje toe gedaan. Het experiment is begonnen. 

Na verloop van tijd ontstond er onenigheid over
 de legitimiteit van het experimenteren met vee en paarden in de OVP. 
Deze dieren komen uit dierentuinen en zijn niet 
'gevonden' in het wild, en kwamen ook niet uit eigen beweging in dit gebied. Bovendien zitten ze opgesloten achter hekken. 
 
Tegenstanders van dit experiment vonden dat om deze redenen de dieren onderworpen z
ouden moeten 
zijn aan het dierenwelzijnregime  in experimenten in kunstmatige 
ruimtes zoals laboratoria, boerderijen en slachterijen. 
Ondanks dat de onderzoekers  met succes hun beleid 
in de rechtszaal 
hebben kunnen  verdedigen, bleven de hoge sterfte aantallen van deze charismatische dieren i
n een buitenwijk van Amsterdam een doorn in het oog van de tegenstanders, en is het projekt veranderd in een Public Relationsramp voor SBB en de OVP 
managers. 
Dus is om het meeste leed te verzachten voor zowel de dieren als het publiek, afgesproken een proactief schietbeleid te handhaven onder het principe 'with the eye of the wolf'. Daar waar de beheerder denkt dat het dier lijdt mag het worden afgeschoten. 

Het uitgangspunt van het onderzoek was dat het geen doel (target) zou hebben, geen model en geen expliciet actieplan. Men wil alles aan het toeval overlaten en zien wat er gebeurt. Als voorbeeld kan je denken aan de terugkomst, geheel tegen de verwachtingen in, van de zeearend door het laten liggen van de kadavers. 

Maar het gebied is ook een Natura 2000 gebied (zie meer in dit artikel in het engels) waardoor de beheerder van de OVP zich moet houden aan de verplichtingen om bepaalde vogelsoorten te beschermen. Door alles aan z'n lot over te laten / het handje af principe om spontane processen hun gang te laten gaan en te kunnen observeren, is het bestaan van vele vogelsoorten in gevaar gekomen. Daarvoor zijn dus de 2 internationale commissies mbt het management van de OVP (de ICMO's) in het leven geroepen die hebben gesteld dat het beheer zich moet aanpassen om zich beter aan de Natura 2000 doelstellingen te houden en hun onderzoeksmethoden aan te passen: men moest duidelijkere b
eheersdoelstellingen vastleggen,  een 'systeem van milieumonitoring' invoeren, inclusief  '
Analyse en modellering om huidige processen te identificeren, toekomstige trends te voorspellen en 
drempels in te stellen voor acceptabele verandering'.

Gezien de opstand van de bevolking wat tot veel onrust heeft geleid, heeft de laatste ICMO commissie besloten dat het hier niet gaat om een legitiem (laboratorium) wetenschappelijk  experiment. Allereerst omdat SBB niet voldoet aan de fundamentele vereiste van onderzoek waarbij je uitgaat van een doelstelling, en als die doelstelliing niet wordt bereikt dat dan het onderzoek moet worden aangepast en ten tweede omdat SBB  zich niet heeft gehouden aan de volledige openbaarmaking van gegevens. Ze suggereren dat er onvoldoende transparantie is in de gegevensverzameling en publicatie, voorwaarden die nodig zijn om dit onderzoek te kunnen kwalificeren als een rigoureus laboratoriumexperiment. En omdat er zoveel tegenstand heerst bij het publiek, stelt ICMO vervolgens ook dat SBB niet genoeg heeft gewerkt aan het krijgen van meer betrokkenheid bij het publiek iets waar ICMO  in haar eerste rapport wel voor heeft gepleit. Dit is een vernietigende kritiek. In de termen van Callon en collega's is OVP niet te kwalificeren als wetenschap, noch 'wild' genoeg om democratisch te zijn. 

Men had zich meer moeten focussen op  onderwijs, waarbij verschillende 'experts in communicatie' hadden moeten worden ingezet om de onderzoeksbevindingen te kunnen uitdragen naar een breder publiek. In reactie op deze kritiek heeft SBB de transparantie willen vergroten door  middel van een film en fotografie. De toegang en openbaarheid van het gebied is verbeterd door middel van jeepsafari's,  het plaatsen van vogeluitkijkposten en exclusieve boekingen voor high-end privé-evenementen. Ondanks deze veranderingen blijft het gebied vooral toegankelijk voor een klein groepje wetenschappers en blijft de betrokkenheid van het publiek klein. Er blijft veel weerstand van het publiek tegen dit experiment. Niet omdat men het wetenschappelijk onderzoek, haar doel en nut niet zou willen begrijpen, maar meer om het feit dat  hier van oorsprong tamme dieren zijn uitgezet die als "proefkonijnen" fungeren om te zien wat er met ze gebeurt achter dat hek waar ze aan hun lot worden overgelaten. Deze conclusies in de jaarrapportage 2015 -2016 van SBB zijn sprekend:  

Grote herbivoren 
Hoewel de winter van 2015-2016 door het KNMI als bijzonder zacht is gekarakteriseerd, zijn er meer edelherten gestorven dan de voorgaande winter die ook als bijzonder zacht werd gekarakteriseerd. Bij de runderen en paarden was dit niet het geval en kwam de sterfte overeen met de voorgaande winter. De relatieve wintersterfte bij edelherten was dit jaar dan ook hoger dan in het voorgaande jaar; bij rund en paard kwam deze overeen met het voorgaande jaar. Een eenduidige verklaring is moeilijk te geven omdat vaak meerdere factoren tegelijk een rol spelen. De volgende factoren kunnen van invloed zijn geweest: 
    • Het droge voorjaar in 2015 kan geleid hebben tot een lagere totale productie van het grasland. De lagere grashoogten in 2015 zouden daar een indicatie van kunnen zijn;   
    • In 2015 is het aantal brandganzen verder toegenomen (aantal grauwe ganzen neemt de laatste tijd minder toe en fluctueert meer) waardoor de beschikbaarheid van de grassen en kruiden voor grote herbivoren afneemt omdat de ganzen het gras zeer kort afgrazen.  
    • Op de oostelijke graslanden is de laatste jaren het aandeel Jakobskruiskruid geleidelijk toegenomen en verspreidt het zich in westelijke richting. Op die locaties waar Jakobskruiskruid staat foerageren de dieren niet. Dit betekent dat ze een deel van het grasland in de zomer en het najaar niet benutten. Bij een geleidelijke toename van Jakobskruiskruid is dus ieder jaar een stukje minder grasland ter beschikking; 
    • Als gevolg van het herstel van de kade bij Wigbels eiland kwam in de zomer en het najaar van 2015 het grondwater van ongeveer 300 ha grasland (Ez 20-24) hoger te staan; Op sommige locaties stond het ook boven het maaiveld. Hierdoor was een groot deel van het grasland in die periode niet beschikbaar als foerageergebied voor de grote herbivoren.  
In principe hebben alle grote herbivoren te maken met deze veranderingen, maar mogelijk dat dit dus voor edelherten een ander effect heeft dan voor rund en paard. 
 
Gezien een aantal ontwikkelingen is de verwachting voor de toekomst dat de populaties grote herbivoren mogelijk kunnen gaan afnemen. Het gaat hierbij om de volgende ontwikkelingen die van invloed zijn op het voedselaanbod voor de grote herbivoren: 
 
    • Het aantal ganzen (m.n. brandganzen) is de laatste jaren sterk toegenomen en de verwachting is dat deze toename zich de komende jaren nog zal doorzetten. Hierdoor zal de beschikbaarheid van grassen voor de grote herbivoren verder afnemen (m.n. in najaar, winter en voorjaar); 
    • Jakobskruiskruid heeft zich ongeveer 10 jaar geleden in de graslanden van de Oostvaardersplassen gevestigd en breidt zich geleidelijk uit. Waar jakobskruiskruid voorkomt maken de grote herbivoren geen gebruik van de graslanden. De verwachting is dat deze uitbreiding zich voorlopig nog zal voortzetten, waardoor ook steeds grotere delen van de graslanden met name in de zomer niet geschikt zijn voor de grote herbivoren; 
    •  In de komende jaren zullen Natura 2000 maatregelen worden uitgevoerd in het kader van het Natura 2000 beheerplan. Een van deze maatregelen is vernatting van een aantal grazige gebieden ten behoeve van Natura 2000 doelsoorten. Hierdoor zullen delen van de graslanden met name in het najaar en winter natter zijn en dus minder geschikt als graasgebied voor de grote herbivoren. 
Al deze verwachtingen leiden tot een verkleining van het areaal met beschikbaar voedsel, waardoor de populaties dus op termijn kunnen afnemen. Hoeveel deze afname zal zijn en wanneer deze zal optreden hangt dus geheel af van de geschetste ontwikkelingen (gaan ze optreden, in welke mate en wanneer?).  (Zie meer hierover op deze pagina

Er wordt niet ingegrepen bv door de St Jacobskruid weg te halen. Er wordt juist graasland van ze afgenomen. Bijvoeren wordt liever ook niet gedaan, want dat brengt uiteraard het onderzoek in gevaar. De creatie van extra beschuttingsmogelijkheden is er nog niet echt van gekomen sinds de laatste ICMO aanbevelingen.  De enige uitweg voor deze dieren is uiteindelijk de dood (natuurlijk of via een genadeschot). Zou dit  er dan toch op wijzen dat het onderzoek met de grazers op de Oostvaarderplassen bedoeld is als simulatie/model om te zien  wat er zou gebeuren als de menselijke bevolking in een soortgelijke situatie terecht zou komen? Dus veel te veel mensen, en een afnemende hoeveelheid beschikbare voeding.  

De illegale manier waarop deze dieren hier vanaf het begin geplaatst zijn is ook opvallend. De dieren zijn niet geoormerkt geworden vanaf het begin, niet geregistreerd en dus genieten ze geen of weinig bescherming onder de regels voor de bescherming van nutdieren of huisdieren. Ze vallen dus in zekere zin in een juridisch vacuüm. De vraag moet gesteld worden of dit indertijd met opzet zo is gebeurd. 

Wij vragen ons sterk af waar dit experiment eigenlijk echt om gaat? Want het blijkt  ook dat er onderzoek gaande is over de reacties van mensen op wat er gebeurt in de Oostvaardersplassen. Cruciaal is dan de vraag: Mag je dieren gebruiken en laten lijden om de reacties van mensen uit te lokken, te meten en te analyseren, zonder dat je daar de mensen hun toestemming voor hebt gevraagd?

Niet alleen het publiek uit zich negatief, maar ook wetenschappers in de rewilding leveren kritiek. Ik haal hieronder graag een gedeelte aan van een artikel onlangs geschreven door Mark Fisher, en 26 Maart 2018 geplaatst op zijn site Self Willed Land
Een verdere bestudering van z'n site is een aanbeveling waard. 

Zo ook staat daar een  presentatie van Wild Land Research Institute over "Rewilding – definition, continuum, ecological concepts and application" gehouden op 23 Maart 2018 in Engeland. 

In deze presentatie worden 4 verschillende "Rewilding" methoden getoond. De OVP is een voorbeeld van "Active rewildingactive intervention through ecological restoration, particularly to restore connectivity between fragmented protected areas, and the reintroduction of species of plants or animals where these are no longer present" en "Pleistocene rewilding : the advocacy of the reintroduction of descendants of Pleistocene megafauna, or their close ecological equivalents. An extension of the conservation practice of rewilding, which involves reintroducing species to areas where they became extinct in recent history (hundreds of years ago or less).[1]" Wikipedia 

NB Aan deze pagina wordt later nog nieuwe tekst bijgevoegd (meestal in het engels) in een poging het verhaal van de OVP in relatie tot wetenschappelijk onderzoek verder in kaart te willen brengen. 



Maar nu eerst: The OVP a "Zombie Idea About Ecology" by Mark Fisher 

In terms though of a more focussed riposte, I deem nature development as exemplified by the ecological disaster that is the Oostvaardersplassen as being a true zombie idea. Nature development is a peculiarly Dutch concept about creating new nature (30). The concept may have had its origins in the early 1970’s, when grazing was increasingly practised in nature reserves (31). Like conservation grazing in Britain, the main emphasis was botanical management with herbivores acting as lawn mowers. A new emphasis evolved from the mid-70s to the early 1980’s when nature conservationists in the Netherlands saw the opportunity to create what they alleged would be more diverse woodlands, through experiments on forest grazing of stands of Scots pine by Scottish Highland cattle in a complex of nature reserves at the southern fringe of the Veluwe, a forest-rich ridge of hills. The thinking was that the large herbivores would play a significant role as a tool in the management of the area, but were increasingly being touted instead as part of the ecosystem (32). It appears that Dutch ecologist Harm van de Veen was instrumental in pushing this, based on his experiences in N. America (33, 34). van de Veen gives one of the clearer explanations for the use of a nature development approach when he wrote a critique in 1989 of the nascent Oostvaardersplassen (35):
“Do we want to maximize the reproduction success of a number of desired species or dare we also look at nature in terms of natural rules that determine the number of copies of which species by means of adaptation and natural selection will be present. Or put differently: do we replace livestock farming by godwit or geese cultivation or dare we, in areas that are suitable for this, to provide the necessary policy space to the natural processes that belong there with uncertain outcomes?”

He didn’t think that the Oostvaardersplassen, famed after its reclamation from the sea for its greylag goose population (36) then later for the cattle and horses introduced there, was much of a demonstration of nature development. He concluded that since the Management Committee had opted solely for water management, instead of setting goals within which there was room for fundamental natural processes, then it was  hardly surprising that the Oostvaardersplassen Development Vision was actually a "bird conservation vision". The issue for him was that it is was not indicated which species would and which species would not belong there, when he could foresee that a habitat like the Oostvaardersplassen had many missing mammals, such as wild boar, otter, badger and the other, smaller carnivorous mustelids (such as weasel, polecat, pine marten, stone marten). He also believed that the lynx and wolf should be there, but he noted that while the spontaneous migration in and establishment of otter, pine and stone marten, and badger were likely, the other missing mammals had been “reasonably ruled out for many decades”. It is likely that he was particularly referring to the large carnivores, since he had been rebuffed before about reinstatement of wolves in his experimental areas, and it had always been his aim for self-regulation within the fauna community, as well as a dynamic interaction between fauna and vegetation (34,35). In this, van de Veen obviously realised the importance of building trophic occupancy and structure at all levels.

Don’t trust your intuitions without doing the math

It is a sad misfortune that Harm van de Veen died in 1991 at the age of 45 (33). He would likely have been a strong advocate in keeping nature development away from its disastrous course of trophic imbalance through solely dumping herbivores into fenced landscapes, a policy that is of course wedded to the one-eyed fanaticism of Frans Vera as the architect of the approach at the Oostvaardersplassen (37). The Oostvaardersplassen thus became increasingly the emblematic area of Dutch nature development (38) with Vera advocating that it be turned into a national policy (39). In unravelling the cant at the Oostvaardersplassen, I inadvertently followed another of Fox’s “zombie-fighting lessons”, this one being “Don’t trust your intuitions without doing the math” (8). My intuition told me, on seeing evidence of the overgrazed and degraded landscape, and the many emaciated corpses of horses, deer and cattle, that something was very wrong at the Oostvaardersplassen (40,41). I initially calculated mortality from the difference between yearly counts of births of the herbivores, set against a mostly unchanging total population density, and found that the total deaths from starvation between 2005-2013 was around 8,000, or twice the total population (23, 40). I recalculated from a later graph of winter animal deaths, finding a similar number of 8,000 between the years 2011-2016 (42) with 1 in 3 animals having died in the winter of 2015-2016 (41, 43). It was enough for me to declare that the Oostvaardersplassen is the closest we have in Europe to a demonstration of an ecological meltdown from unrestrained herbivory, that conclusion being reinforced by a rough calculation which showed that the total herbivore numbers present at the Oostvaardersplassen in the Netherlands is four times greater than the herbivore density that is the threshold for woodland regeneration (44). This is a level of herbivore pressure at its food-limited carrying capacity, and which most evidently damages ecosystems (44). Two recent pieces of evidence support this. Steve Carver, by way of Twitter (45) took a pop at Guardian/Observer journalist Patrick Barkham for a facile article in which Barkham regurgitated the usual untrue rubbish about the Oostvaardersplassen (46):
“Since the 1980s Vera has introduced wild cattle, horses and red deer to 4,000 hectares of rewilded marshland at Oostvaardersplassen nature reserve, and proven that “natural” grazing creates a more dynamic landscape, a constantly changing mosaic of open glades and wooded groves”

Steve noted that Barkham was patently wrong, as there are no glades or wooded groves at the Oostvaardersplassen, and wondered if Barkham had ever been there. Barkham tritely replied that Vera's theories were certainly borne out at Knepp (more later) but Steve asked again whether Barkham had ever been to the Oostvaardersplassen, and presented a time-tour using Google Earth's historical imagery that showed the complete loss of shrubs and trees from two sample locations between 2004-2015, except for where there were small areas of fencing that excluded the herbivores (45). As Steve said, it’s a sobering comparison. The other piece of evidence is that supplemental feeding was carried out this month to stave off the intensity of winter starvation that happens at the Oostvaardersplassen because of the herbivores being at food-limited carrying capacity, as was also carried out in 2010 (47,48). However, the repulsion about the deaths at the Oostvaardersplassen has massively increased since 2010, and so another reason for the feeding this month was to prevent social unrest.

Well, that hasn’t worked: a week after the supposed supplemental feeding started, Dutch MEP Annie Schreijer-Pierik tabled a Parliamentary question to the European Parliament on the starvation of large grazing animals in the Natura 2000 area Oostvaardersplassen (49). She noted that between December 2017 and February 2018, “at least 1,755 large grazing animals died a cruel death from starvation in the Oostvaardersplassen”. She identified that the “persistent starvation” was caused by an excessively large population of animals being fenced in, and attributed the habitat destruction to that. Her questions were whether the Commission was aware of the adverse impact of the current policy, would it intervene, and wasn’t it a contravention of the EU’s animal welfare and nature management principles. It should be remembered that this ecological devastation is still carrying on after there has been two international commissions reporting in 2006 and 2010 that were constituted specifically to deal with the issues that Annie Schreijer-Pierik is raising yet again (24,40). Then two weeks after that, Dutch animal welfare activist Norma Miedema posted a video of herself and colleagues throwing hay over a fence at the Oostvaardersplassen, and with the Heck cattle rushing to eat it (50). During a second video of feeding elsewhere on the boundary fence, you can hear her say “killing fields” on the sound track and the camera zooms in to a notice posted on the fence that says “Oostvaardersplassen killing fields” (51). In both videos you can see the devastating degradation of the landscape within the Oostvaardersplassen from overgrazing. The responsibility for all this rests on the monumental ego of Frans Vera. If he had genuinely been interested in maintaining the water birds at the Oostvaardersplassen, then all it needed was some seasonal conservation grazing to manage for grassland, but instead we got his ecologically illiterate experiment in nature development that has resulted in what must be well over 10,000 deaths. Given all the foregoing, then nature development as demonstrated by the Oostvaardersplassen is definitely a zombie idea in ecology, although the trophic imbalance and its consequences pretty much bars it from being recognised as ecology.


Source More Zombie Ideas in Ecology

Wild experiments at the Oostvaardersplassen: rethinking environmentalism in the Anthropocene

Abstract

This paper draws together recent literatures on the geography of experiments and the potential of experimental modes of conducting science and politics. It examines their implications for environmentalism in the Anthropocene. We differentiate between two different conceptions of an experiment, contrasting the singular, modern scientific understanding of an experiment with recent appeals for deliberative public experiments. Developing the concept of wild experiments we identify three axes for critical enquiry. These relate to the status of the nonhuman world as found or made, the importance afforded order and surprise in the conduct of any experiment and the degree and means by which publics are included in decisionmaking. We then illustrate the potential of this framework through a case study investigation of nature conservation, critically examining efforts to rewild and de‐domesticate a polder landscape and its nonhuman inhabitants at the Oostvaardersplassen in the Netherlands. This is a flagship example of the wider enthusiasm for rewilding in nature conservation. In conclusion we reflect on wider significance and potential of these wild experiments for rethinking environmentalism in the Anthropocene.


https://onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1111/tran.12030